De inhoud van de Lesboeken Paard zijn samengesteld op basis van onderstaande richtlijnen.
We gaan er van uit dat elke hulp of manier van handelen, of iedere aanpak van een ‘taak of probleem’ theoretisch en praktisch duurzaam is, alsmede welzijns-, welbevinden en fysiek- en/of prestatie – bevorderend mede tevens ethisch en didactisch te verantwoorden, wanneer de omschrijving van de handeling tegelijkertijd: in overeenstemming is met één of enkele van onderstaande richtlijnen en niet in strijd is met één of enkele van de andere onderstaande richtlijnen.
Inhoud voor de Lesboeken Paard moet:
… in toegankelijk Nederlands geschreven zijn.
… relevant zijn voor het Kwalificatiedossier Paard en het GRID (exameneisen instructeurs niv II en III).
… als van toepassing, gebruik maken van (en uitleg geven over) internationale vaktermen.
… SMART omschreven zijn… specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.
… niet in strijd te zijn met een van de 5 vrijheden, de gids voor goede praktijken.
… en/of de richtlijnen uit het Keurmerk Paard Welzijn.
… niet in strijd te zijn met het KNHS/FEI het Doel der dressuur.
… niet in strijd te zijn met het Duitse ‘Skala der Ausbildung’.
… niet in strijd te zijn met de biomechanische (natuur)wetten: in evenwicht en gericht op de rechte lijnen en de bogen van alle andere lijnen.
… rekenschap geven aan de wetmatigheden van de stressfysiologie, voorspelbaarheid en beïnvloedbaarheid.
… niet in strijd te zijn met de WOW = 10 punten voor Werken aan Optimaal paard Welzijn (geïnspireerd door de 10 Trainingsprincipes van de International Sociëty for Equitation Science).
Dit zegt ISES zelf over de wetenschappelijke benadering van de rijkunst: ISES promoot objectief, op onderzoek gebaseerd begrip omtrent het welzijn van paarden tijdens training en competitie. Dit doet ISES door het toepassen van valide, kwantitatieve wetenschappelijke methodes die kunnen identificeren welke trainingstechnieken (in)effectief zijn of kunnen leiden tot aantasting van het welzijn van het paard. Deze tak van wetenschappelijk onderzoek gebruikt een multidisciplinaire benadering om onderzoek te doen naar en dus inzicht te geven in het trainen van het paard, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van leertheorie waardoor antropomorfisme en door emotie gemotiveerde training vermeden wordt.
6 Bij het 10 puntenlijstje hoort het 10 punten zelfwerkschema. De oefeningen op dit schema zijn zo samengesteld dat je zelfstandig met de 10 spelregels leert trainen.
De 10 punten voor WOW in het kort…
1. Geef rekenschap aan alle aspecten rondom veiligheid van mens en paard.
Hou rekening met de grootte van het paard, zijn kracht en vlucht reacties. (H)erken vluchtgedrag, vechtgedrag en/of staakgedrag (verstijven, stokstijf stilstaan ‘bevriezen’) in een vroeg stadium. Minimaliseer het risico op het veroorzaken van pijn, ziekte en verwonding. Zorg dat mens en paard mentaal en fysiek ‘matchen’.
2. Geef rekenschap aan de natuurlijke, soortspecifieke, behoeften van het paard.
Door tegemoet te komen aan de natuurlijke (essentiële) basisbehoeften van een paard zoals (semi- permanent)foerageren, (dagelijkse) vrije beweging en soorteigen gezelschap (24 uur per dag) ook als hij in een box woont.
Door sociale behoeften van het paard te respecteren.
Door rekenschap te geven aan het feit dat menselijke acties en plotselinge bewegingen dreigend kunnen overkomen op het paard. Door af te zien van het gebruik van dominante uitingen tijdens interacties.
3. Geef rekenschap aan de mentale en zintuigelijke vermogens van paarden.
Door te erkennen dat paarden anders denken, zien en horen in vergelijking tot mensen. Overschat noch onderschat de mentale vermogens van het paard. Voorkom bij het duiden van het gedrag van het paard het omschrijven van hoe je denkt dat het paard zich daarbij voelt (blij, verveeld, lui, ondeugend, onbegrepen). Wissel inspannende of moeilijke oefeningen af met makkelijke leuke dingen (voor het paard). Train in verschillende omgevingen, binnen, buiten, bos. Varieer activiteiten: rijden, wandelen, grondwerk, longeren, vrijheidsdressuur, behendigheidsparcours.
4. Geef rekenschap aan de emotionele staat van het paard.
Door te erkennen en te begrijpen dat paarden bewust voelende wezens zijn, die in staat zijn tot lijden. Moedig daarom positieve emotionele gemoedstoestanden aan. Erken het feit dat consequent handelen het paard optimistisch maakt over de uitkomst van volgende trainingsresultaten.
Door het voorkomen van pijn, ongemak en/of het oproepen van verwarring of angst.
5. Maak op correcte wijze gebruik van desensitisatie methodes.
Door te leren hoe desensitisatie technieken correct kunnen worden uitgevoerd: systematische desensitisatie, over-schaduwen, her-conditionering en selectieve bekrachtiging. (door gebruik te maken van een coach met gedegen kennis van verschillende desensitisatie technieken.)
Door het gebruik van “flooding” te voorkomen (= overval het paard niet door hem te overspoelen met enge dieren, dingen of acties zonder hem een uitweg te bieden). Voorbeeld: paard dat angstig is voor varkens in een varkensstal zetten tussen de varkens.
6. Maak correct gebruik van Operante Conditionering (leren door ‘toeval’ en beloning).
Door te begrijpen dat paarden gedrag herhalen als het hen iets oplevert: dus als ‘iets doen of niet doen’ werkt, dan doen ze het vaker.
Door druk (aanraking) weg te halen op het moment dat het gewenste gedrag begint. Door bijvoorbeeld een voer- of stembeloning te geven op het moment dat het gedrag begint.
Door de de tijd die verstrijkt tussen het begin van het gewenste gedrag en het geven van de beloning (de bekrachtiging) te minimaliseren.
Door het (wanneer passend) combineren van verschillende (typen) beloningen voor hetzelfde gewenste gedrag.
Door straffen te vermijden.
7. Maak correct gebruik van klassieke conditionering (associatief leren, verbanden leggen).
Door te erkennen dat paarden makkelijk verbanden leggen tussen stimuli (acties of gebeurtenissen).
Door altijd een ‘licht’ signaal (bijvoorbeeld signaal van de zit of een halve ophouding) steeds voorafgaand aan een ‘wijken voor druk signaal’ te gebruiken. Als A steeds gebeurt voor B plaats vindt dan wordt A de voorspeller van B.
8. Maak correct gebruik van de stap-voor-stap benadering, shaping.
Door de training van het gewenste gedrag op te breken in de kleinst mogelijke, voor het paard zeer haalbare (tussen)stapjes en elke (tussen)stap te bevestigen (door herhaling) voor je een stapje verder gaat. Geef zo geleidelijk vorm aan het gewenste gedrag.
Door telkens maar één element in de context aan te passen (trainer, locatie, signaal).
Door de training zo te plannen dat de volgende stappen logisch en gemakkelijk zijn voor het paard.
9. Maak correct (consequent) gebruik van signalen, cue’s, hulpen.
Door ervoor te zorgen dat het paard duidelijk het verschil kan opmerken tussen het ene signaal en een ander signaal.
Door ervoor te zorgen dat één signaal maar één betekenis heeft.
Door de timing van de signalen in het ritme van de bewegingsfases van de benen te geven.
Door te voorkomen dat er tegenstrijdige signalen (remmen en drijven tegelijk) gegeven worden.
10. Train ’zelf gedragenheid’ – het op eigen benen lopen
Door het paard te leren zelfstandig door te gaan in een bepaalde gang (stap, draf, galop); tempo, paslengte en richting (door te blijven lopen zonder onophoudelijke signalen van de zit, de benen of de teugels.)
Door het paard te leren zelf de gewenste hoofd-, hals- en lichaamshoudingen aan te houden.
Door te vermijden onder druk (of krachtig inwerken) een bepaalde houding te forceren of de houding te onderhouden door onophoudelijke herhalingen van de hulpen.